Miep Spée
Schilder en schrijver
* 1945 Roermond
* 1961 – 1965 studie aan textielafdeling Akademie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven;
* 1975 reisbeurs van Ministerie van CRM;
* 1981 reisbeurs Prins Bernhardfonds.
Aanverwante werkzaamheden:
Docent beeldend werken, docent literair schrijven, docent hulp bij dyslexie, voorzitter tentoonstellingscommissie KCB en Museum Waterland, lid commissie van advies Stedelijk Museum Alkmaar, lid 1% commissie gemeente Castricum, lid selectiecommissie beeldenroute Beemster 375 jaar, uitgever (Brokaat, met anderen) van geïllustreerde bibliofiele boeken.
In mijn beeldend werk ga ik thema’s te lijf met middelen die mij op dat moment het beste liggen: vlak of ruimtelijk op of met textiel, op of met papier, op een wijze die voor mij op dat moment een uitdaging vormt. Er moet iets op het spel staan, ik wil mij een nieuwe betekenisvolle weg zoeken om mijn waarnemingen naar een ander belevings-en betekenisniveau te tillen.
De ingekleurde linodrukken en knipsels van de laatste jaren dragen de overkoepelende titel ‘’Elevatie’’, dat stijging, heffing en verheffing kan betekenen, ofwel loskomen van de zwaartekracht, tot lichtheid brengen. In sommige werken is die elevatie letterlijk aanwezig, iets is opgetild. Naar het beeldend proces zelf, de worsteling die scheppen heet, heeft het woord de betekenis van verheffing.
Hieronder ziet u gedichten van Miep.
kabouterlengte
Het voltrekt zich aan je
als een onontkoombare plicht
zonder je medeweten
in te leveren op leven –
Waar zijn ze gebleven
wie ving ze op of deelde uit
de zes centimeter van mijn botten
de lengte van mijn krimp –
Mijn leeftijd is een dief
drilt mij tot kabouter
de rug hol, hoog de tafel
o, die genadeloze gemisdader –
ms januari 2024
dagveredeling
Het was nog vroeg
maar de voorbije zomernacht
had zich al uren van zijn duisternis
ontdaan toen ik traag
de lamellen omhoog trok
en halverwege bewegingloos
bleef staan –
Blikkend in zijn grote zwarte ogen
dacht ik na over deze veredeling
van mijn dag en vroeg mij af
wat deze jonge haas zag
zag in mij achter dat glas
voordat hij met een kalme sprong
zich van mijn knipoog weg bewoog –
ms aug. ’24
oog om oog om tand
Je weet het al, maar toch:
Luid de klokken, pak de bel
druk op de knoppen van sirenes
opdat iedereen zal horen
hoe het meest gruwelijke
wordt ingezet tegen de laag
heid van ontvoeren:
de bevrijding van 4 Israeliërs
tegen 274 Palestijnse doden-
Maar hoe leef je als bevrijde
met wat je vrijheid heeft gekost?
ms juni 2024
hoe te kijken
Hoe te kijken, te zien, begrijpen-
Kalm rijdt de stoet voorbij
mannen in en op het zwart
alsof rouw hen die ochtend heeft ingepakt
hun motoren in beweging bracht-
Allen zijn zonder passagier
op die ene na, die ene
met achter zijn rug een bruine
rechtop zittende teddybeer-
Hoe dit te zien, te begrijpen-
Als zijn eigen kinderziel
of gold dit speelgoed een verlorene-
En zou ik aldus hebben begrepen
als ik zelf niet moeder
kortstondig was geweest-
oktober 2022
man en de maan
Alleen de maan gekrompen tot een brede glimlach
kijkt toe wanneer hij zich buiklings neerlegt
op het zachte kamertapijt en zijn vele jaren
vele malen opdrukt, dan zonder een zucht
te slaken weer opstaat, verdiepen zich de mondhoeken
werpt het hemellichaam als een handkus wat extra
licht naar binnen, zegt:’Didadoe, tot morgen vriend’-
mei 2022
kroespijnkracht
Zijn de huizen in die straat
inmiddels klaar met lachen
of zweeft er in hun ruiten nog een zweem
van een oude herinnering –
Rondom die twee waarvan ik één
stond een kleine kring van kinderen
omdat ik niet kón, wilde horen
het door de ander uitgesproken woord
dat mij als ‘anders’ buitensloot –
Balkons, kelders en portieken
keken toe jonge monden juichten
toen ik na zijn herhaalde roep
mijn armen en benen gebruikte –
Even lag hij op de stoep. Niet eerder
hield ik zo van mijn kroeskop –
Jaren later bij het Centraal Station
in Amsterdam riep mij lachend een
Surinaamse jongeman: ‘Hé, Angela Davis’ –
Ik, bakra wit en toch
gerechtigheid greep mij bij mijn haren:
kroeskop – kroespijn – kroeskracht
taalhuizen
Brasa, ik geef brasa aan ons alfabet –
Uit welk huis vandaan komt die taal
mijn schat, mijn woord in veelsoortigheid
waar vandaan gewaaid mijn schriftje in –
Trots getoond drie bladzijden vol
maar Mama, Mammie, Mamsie zegt:
nieuwe scheldwoorden, nee kind
beter laten, jij bent pas elf –
Ik verweer: niet voor de roep, Mama
voor maakvermaak met Marianne –
Toch capitulatie tot later jaren
en lezen, lezen: duizend en twee
smaken van proeven en bewijs
en kom op wereldbol Cairo tegen
uit Surinaam in Amsterdam gewoond –
Edgar, ik innig brasa jouw taalpaleis –
september 2022
de erbarmzoeker (kom terug 2)
Zeker, hij was klein
toch, in mijn bouwend brein
groeit hij groot, groter
tot de lengte van een mens
daar onder aan de dijk
bij die tuin vol struiken –
Wat zou geklonken hebben
als ik was blijven staan
een vreugdekreet of de snik
van een vluchtend bestaan
geen Oeral maar Afghanistan –
Wars van stemmen van
handen die in kuilen duwen
boten om doen slaan
klein, klein dier met je sporen
van millennia lang huilen
bij die tuin vol struiken –
dec.2021
Hij
die tegenover mij
aan tafel zit –
Het prilste aanvankelijke
bevragen hoe en hoezo
blikken die opgloeien
maar je naam uitspreken
kon ik niet –
Met zondagse wandelingen
door jouw moeder voormoederlijke
stad waarin wij elk apart
in Vestdijks Helmersstraat een kamer
huurden verdikten we de tere draad –
Op jouw brede taal
antwoordde ik met jij en jou
want je naam uitspreken kort
en rond en vooraan in de mond
kon ik niet –
Jou noemen voelde als
huid op huid een te vroege aanraking
al was het maar een pink
een overgave waar ik mettertijd
wie weet spijt van krijgen kon –
Maar jij was niet zoals de stad
van steen en na een maand of wat
hongerde ik naar meer dan klank
pink of teen –
Jij die tegenover mij
ik 1000 maal 1000 keer
noem –
oktober 2021
Gezien, gehoord, geroken, soms opgeraapt
en op mijn handpalm mee naar huis genomen
dood, levend of in status nascendi
zoals een vlinder die als uitzonderlijk fraaie rups
zich langs de berm ergens naar toe beweegt
of de eerste regels van een vers –
feb. 22
Met gesloten ogen luister ik naar de rivier
haar gekabbel, geklots, haar bruisen
en nu ze de hemel heeft bereikt
haar verstilde stroming –
Dit water heeft geen einddoel, geen zee
of oceaan die haar ontvangt, in de armen sluit –
Onder het schrapen en schrappen door blijft ze
stromen door het gebied dat haar is toegedacht
met de wachtwoorden naar en door –
Dan open ik mijn ogen, sluit mijn wijd open mond
en kijk haar aan, deze rivier in een Turkse vrouwen
naam, mijn onderhoudende paradentiste –
Januari 2022
Zijn de huizen in die straat
inmiddels klaar met lachen
of zweeft er in hun ruiten nog
een zweem van een oude herinnering –
Rondom die twee waarvan ik één
stond een kleine kring van kinderen
omdat ik niet kón, wilde horen
het door de ander uitgesproken woord
dat mij als ‘anders’ buitensloot –
Balkons, kelders en portieken
keken toe jonge monden juichten
toen ik na zijn herhaalde roep
mijn armen en benen gebruikte –
Even lag hij op de stoep. Niet eerder
hield ik zo van mijn kroeskop –
Jaren later bij het Centraal Station
in Amsterdam riep mij lachend een
Surinaamse jongeman: ‘Hé, Angela Davis’ –
Ik, bakra wit en toch
gerechtigheid greep mij bij mijn haren:
kroeskop – kroespijn – kroeskracht
mei 2022
