Harry Beemsterboer
In 1978 ben ik in de ban geraakt van de toen nog analoge fotografie. In het bezit van een eigen donkere kamer waarin ik uren door bracht om mijn foto’s af te drukken en te bewerken. In de eerste digitale jaren die volgden heb ik een weg moeten vinden in deze nieuwe manier van fotograferen. De komst van de digitale spiegelreflexcamera was voor mij een openbaring Ik stortte mij weer helemaal op de fotografie en in plaats van de donkere kamer werd de tijd nu op de pc besteed aan het nabewerken van de foto’s. Nabewerken betekent bij mij met name uit het versterken van de sterke elementen in de foto en het weghalen van het overbodige.
Vijf jaar geleden besloot ik de opleiding tot fotograaf aan de fotovakschool te gaan volgen. Ik had behoefte om mijn kennis te vergroten en te verdiepen.
Mijn onderwerpen die ik fotografeerde zijn zich in de loop van de tijd steeds meer gaan veranderen. Beginnend met landschappen, straatfotografie maar de laatste jaren kreeg ik via de urban steeds meer interesse in architectuur. De vormen en lijnen van gebouwen boeien mij enorm. Ook hierin is een ontwikkeling te zien. Ik ben steeds meer weg gaan laten waardoor mijn foto’s steeds minimalistischer en abstracter worden. De uitdaging is om beelden te creëren waarbij de blik lang blijft hangen en de nieuwsgierigheid geprikkeld wordt. Mijn fotografie kenmerkt zich door minimalisme en strakke lijnen. Lijnenspel, licht en compositie zijn kernbegrippen in mijn foto‘s. Steeds belangrijker vind ik de eenvoud in een foto. Bij de opname probeer ik daar al zoveel mogelijk rekening mee te houden maar zelfs in de nabewerking durf ik nog goed te snijden en storende elementen weg te halen zodat alleen de essentie overblijft. Ik heb een voorkeur voor openbare ruimtes zoals stations en musea. Meestal strakke moderne gebouwen. De lijnen en vormen zijn hier vaak eenvoudiger van zowel van vorm als van kleur. Ondanks dat dit plekken zijn waar het vaak druk is probeer ik de bezoekers op de foto te vermijden. Zelden zullen er mensen op mijn foto’ s te zien zijn, als ze al in beeld zijn is het niet zo dat het de boventoon vormt.